Zoals ik in mijn vorige blogje al zei: Het begint te kriebelen. Dus gisteren maar eens warm aangekleed en het hok op om eens alle duiven te bekijken. Op papier is het leuk om te zien wat er zit, maar ik ben meer van een duif in handen te pakken en echt te kíjken wat er zit. Te voelen hoe een duif aanvoelt en aan de hand van de bouw van een duif te beoordelen welke duif nu fijn is op wat te koppelen. Vorig jaar heb ik daar ook al eens over geschreven.
Vanuit huis had ik al meer dan eens uitgesproken wat mijn favorietje was, die verraste me eigenlijk wel toen ik haar in handen had. Niet omdat ie zo groot was, maar omdat het juist een hele compacte duif was. Compact en toch alles in de juiste verhoudingen. En grappig genoeg een duif die uit de beste van Pap.
Daarnaast positief verrast dat we eigenlijk gewoon erg mooie duiven op het hok hebben zitten. Qua kleur, lol, maar ook zeker qua bouw. Mooi postuur, bijna allemaal goed door de rui gekomen, mooi qua borstbeen, mooie koppies. Maar 1 duif waar ik over twijfelde, niet qua bouw, maar vanaf de 3e pen niet doorgeruid. De 3e pen is aan de ene kant gebroken en aan de andere kant is de 3e pen flink beschadigd. Deze duif is ziek geweest en we vermoeden dat het daar ook zit, want teruggerekend zit het ook rond deze periode. Verder klopt de bouw, ziet ie er gewoon prachtig uit en voelt ie ook zalig aan. En qua afstamming, tja. Tis n zusje van Krullie en Brullie en Zusje. Behoeft weinig uitleg.
We geven haar maar gewoon de tijd en zien wel. Ik vind het wel weer bijzonder om te zien hoe zoiets als ziekte invloed heeft op het verendek en zo duidelijk ook.
Al met al zijn we dik tevreden en gaan we vanaf hier weer kijken hoe we een verder plan maken. Met beperkte ruimte nu en beperkte ruimte voor jongen moeten we slim koppelen. Op naar een beter 2024. De duiven zitten er in ieder geval 😉